Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X geen recht heeft op aftrek van scholingsuitgaven als persoonsgebonden aftrek, omdat hij niet kwalificeert als binnenlands of kwalificerend buitenlands belastingplichtige. Het ontbreken van Nederlands inkomen is doorslaggevend in deze zaak.

X, een Belgisch staatsburger, volgt in 2021 een negen maanden durende opleiding tot verkeersvlieger bij een Nederlandse opleider. Tijdens de opleiding huurt X een kamer in Nederland, maar schrijft zich niet in bij de Basisregistratie Personen van die gemeente en brengt zijn vrije tijd vooral door bij zijn ouders in België, mede vanwege coronamaatregelen. X beschikt niet over een Nederlandse bankrekening en behaalt in 2021 geen Nederlands inkomen; enkel een gering bedrag aan studie-inkomsten in België. X dient aanvankelijk een aangifte als binnenlands belastingplichtige in, later op verzoek van de inspecteur ook als buitenlands belastingplichtige. In beide aangiften claimt X € 84.000 aan scholingsuitgaven als persoonsgebonden aftrek. De inspecteur wijst deze aftrek af, omdat X niet als binnenlands of kwalificerend buitenlands belastingplichtige wordt aangemerkt en geen inkomensverklaring uit België overlegt. X beroept zich op de non-discriminatiebepaling van het belastingverdrag Nederland-België en de Schumacker-doctrine. In geschil is of X recht heeft op aftrek van scholingsuitgaven als persoonsgebonden aftrek.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X niet als binnenlands belastingplichtige kwalificeert, omdat hij geen duurzame band van persoonlijke aard met Nederland heeft. De enkele omstandigheid dat X een opleiding in Nederland volgt en tijdelijk een kamer huurt, is onvoldoende. X kwalificeert ook niet als kwalificerend buitenlands belastingplichtige, omdat hij geen Nederlands inkomen geniet. De rechtbank verwerpt het beroep van X op de non-discriminatiebepaling van het belastingverdrag en de Schumacker-doctrine, nu deze vereisen dat (nagenoeg) het gehele inkomen in Nederland wordt verdiend, wat bij X niet het geval is. De rechtbank benadrukt dat het aan de woonstaat België is om rekening te houden met de persoonlijke situatie van X. Het beroep is ongegrond en de aanslag blijft in stand.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 4

Wet inkomstenbelasting 2001 2.1

Wet inkomstenbelasting 2001 6.27

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 17 juli

Informatiesoort: VN Vandaag

181

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen