X en Y zijn gehuwd en fiscale partners. In 2016 heeft X geen inkomen genoten en een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil aangegeven. De inspecteur heeft de voorlopige aanslag IB/PVV 2016 overeenkomstig de aangifte vastgesteld, maar bij de definitieve aanslag geen uitbetaling van heffingskortingen toegepast, waardoor X € 2242 moet terugbetalen. X maakt bezwaar, maar de inspecteur verklaart het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2016 niet-ontvankelijk, behandelt het bezwaar als verzoek tot ambtshalve vermindering en wijst dit verzoek af. De rechtbank verklaart het beroep tegen de aanslag 2016 gegrond. In geschil is of X in 2016 recht heeft op uitbetaling van de gecombineerde heffingskorting.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X geen recht heeft op uitbetaling van de gecombineerde heffingskorting omdat de inkomensheffing van X en zijn vrouw nihil is. De inspecteur past terecht geen uitbetaling van heffingskortingen toe, waardoor X het reeds ontvangen bedrag van € 2242 moet terugbetalen. X' hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 8.9
Wet inkomstenbelasting 2001 8.8
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Rubriek: Inkomstenbelasting
Editie: 7 mei
Informatiesoort: VN Vandaag