X ontvangt in 2022 een WGA-uitkering rechtstreeks van het UWV. In zijn aangifte IB/PVV rekent hij dit inkomen tot inkomen uit tegenwoordige dienstbetrekking, waardoor hij aanspraak maakt op een hogere arbeidskorting. De inspecteur kwalificeert de uitkering als inkomen uit vroegere dienstbetrekking, waardoor de arbeidskorting lager uitvalt. X stelt dat deze uitsluiting discrimineert ten opzichte van belastingplichtigen die hun WGA-uitkering via de werkgever ontvangen, die wel recht hebben op arbeidskorting. Hij beroept zich op het arrest van de Hoge Raad van 15 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1657, V-N 2024/51.7. De inspecteur erkent de discriminatie, maar stelt dat het aan de wetgever is om deze op te heffen. In geschil is of de rechter rechtsherstel moet bieden voor erkende discriminatie bij de arbeidskorting op WGA-uitkeringen.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat geen rechtsherstel wordt geboden voor discriminatie bij de arbeidskorting op WGA-uitkeringen door het UWV. Het is aan de wetgever om discriminatie bij de arbeidskorting op te heffen. Rechtsherstel blijft uit, omdat de Hoge Raad heeft bepaald dat het aan de wetgever is om de discriminatie op te heffen. De rechtbank verwijst naar de kabinetsreactie van 14 maart 2025, waarin is besloten de arbeidskorting per 1 januari 2027 geheel uit te sluiten voor socialezekerheidsuitkeringen. Deze inperking sluit aan bij het doel van de arbeidskorting en voorkomt nieuwe ongelijkheden. De rechtbank acht de termijn tot wijziging redelijk en constateert dat het kabinet met voldoende spoed handelt. X' beroep is ongegrond.
Wetingang:
Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 8.11
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden artikel 14
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Rubriek: Europees belastingrecht, Inkomstenbelasting, Pensioenen
Editie: 16 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag