X ontvangt voor 2019 zonder voorafgaande uitnodiging tot aangifte aanslagen IB/PVV en Zvw, gebaseerd op bevindingen uit een omvangrijk FIOD-dossier. Na bezwaar vermindert de inspecteur de aanslag gedeeltelijk. Voor 2020 ontvangt X wel een uitnodiging, herinnering en aanmaning tot aangifte.X dient wederom bezwaren in. Hij stelt dat de inspecteur niet het volledige belastingdossier verstrekt en beroept zich op mogelijke schendingen van art. 7:4 en 8:42 Awb en algemene rechtsbeginselen. De inspecteur stelt dat alle relevante stukken voor deze procedure zijn verstrekt, inclusief het FIOD-procesdossier, en wijst op het onderscheid tussen het volledige fiscale dossier en procesrelevante stukken. In geschil is of de inspecteur art. 7:4 en/of 8:42 Awb heeft geschonden door relevante stukken niet te verstrekken.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur alle voor deze zaken relevante stukken verstrekt conform art. 8:42 Awb. Er rust geen verplichting tot verstrekking van het volledige belastingdossier via een fiscale procedure, alleen stukken die relevant zijn voor de geschilpunten. Nu geen aanwijzingen bestaan dat relevante stukken ontbreken, is ook art. 7:4 Awb in de bezwaarfase niet geschonden. De overige beroepsgronden vallen samen met het vermeend ontbreken van stukken en falen daarom eveneens. Voor 2020 blijft de aanslag en de verzuimboete in stand. Het beroep over 2019 is formeel gegrond wegens de ambtshalve vermindering na uitspraak op bezwaar; de aanslag blijft in aangepaste vorm in stand.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Algemene wet bestuursrecht artikel 8.42

Algemene wet bestuursrecht artikel 7.4