X ontvangt in 2016 en 2017 inkomsten uit pastoraal werk en preekbeurten. De inspecteur legt voor beide jaren aanslagen inkomstenbelasting en belastingrente op. Na bezwaar van X vermindert de inspecteur de aanslagen en de belastingrente. In 2021 maakt de gemachtigde van X afspraken met de Belastingdienst over de behandeling van aangiften, maar de inspecteur zegt deze afspraken later op vanwege structurele niet-nakoming en grensoverschrijdende communicatie. De inspecteur stuurt de vooraankondiging en kennisgeving van de uitspraken op bezwaar per post aan de gemachtigde en de definitieve uitspraken aan X. Op verzoek van X stuurt de inspecteur de motivering van de uitspraken alsnog per e-mail aan X. X stelt dat hij de beroepsgronden niet volledig kan formuleren omdat de motivering niet aan zijn gemachtigde is verstrekt en beroept zich op een afspraak die volgens hem op hem van toepassing is. De inspecteur betwist dit en stelt dat de afspraak is opgezegd en niet op X van toepassing is. X voert geen zelfstandige gronden aan tegen de belastingrente. In geschil is of de inspecteur de motiveringsplicht schendt door de motiveringen van de uitspraken op bezwaar niet aan de gemachtigde te sturen en of X vertrouwen kan ontlenen aan een eerdere afspraak.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur voldoet aan de motiveringsplicht door de motiveringen van de uitspraken op bezwaar per post aan de gemachtigde en per e-mail aan X te sturen. De rechtbank overweegt dat de inspecteur niet verplicht is de motiveringen per e-mail aan de gemachtigde te sturen, nu de gemaakte afspraken zijn opgezegd. X toont niet aan dat hij in rechte te beschermen vertrouwen kan ontlenen aan de gestelde afspraak of dat sprake is van rechtsongelijkheid, discriminatie of willekeur. De rechtbank verwerpt de stellingen van X en verklaart de beroepen ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:22
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 1 augustus
Informatiesoort: VN Vandaag