Erflaatster overlijdt op 2 januari 2020. X is de enige erfgenaam van erflaatster. Erflaatster heeft op peildatum 1 januari 2020 een rendementsgrondslag van € 1.292.680. Na aftrek van het heffingvrije vermogen ad € 30.864 bedraagt de grondslag sparen en beleggen € 1.261.83. In de aanslag IB/PVV 2020 is het voordeel uit sparen en beleggen van erflaatster vastgesteld op € 50.581. X meent dat slechts 1/365e deel van het berekende rendement aan erflaatster mocht worden toegerekend, omdat het onaannemelijk is dat erflaatster tussen de peildatum en het moment van het overlijden een rendement op haar bezittingen heeft behaald van die € 50.581. In beroep is in geschil of het voordeel uit sparen en beleggen naar tijdsgelang moet worden herrekend naar aanleiding van het overlijden van erflaatster in het kalenderjaar 2020.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de wetgever bij de keuze om in geval van overlijden geen tijdsevenredige herrekening van het belastbare voordeel in box 3 mogelijk te maken, binnen de hem toekomende beoordelingsvrijheid is gebleven. Door alle gevallen van overlijden ongeacht de datum van overlijden op gelijke voet te behandelen, vindt geen schending van het in art. 14 EVRM neergelegde discriminatieverbod plaats. In het

Kerst-arrest en de juni-arresten van de Hoge Raad is geen oordeel gegeven over het wettelijke systeem in geval van overlijden. Op grond van de huidige stand van de jurisprudentie kan bij de bepaling van het werkelijke rendement niet voorbij worden gegaan aan de wettelijke bepalingen. Het beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 1

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14