X BV registreert op 8 april 2022 een Ford Mustang en doet aangifte BPM op basis van een taxatierapport waarin aanzienlijke schade is opgenomen, waaronder een defecte motor. De RDW keurt de auto op 7 april 2022 goed. Naar aanleiding van vragen van de inspecteur verstrekt X BV facturen voor aankoop, reparatie en verkoop van de auto, maar geen factuur voor de motorreparatie, omdat deze intern is uitgevoerd. De inspecteur vindt dat het taxatierapport niet bruikbaar is en stelt de verschuldigde BPM vast aan de hand van de forfaitaire afschrijvingstabel. Hij legt een naheffingsaanslag op. X BV betoogt dat diverse bepalingen en methoden strijdig zijn met het Unierecht en dat de schade wel volledig aanwezig was. In geschil is of X BV recht heeft op toepassing van de taxatiemethode bij de vaststelling van de verschuldigde BPM en of nationale bepalingen strijdig zijn met het Unierecht.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat er geen strijd bestaat met het Unierecht. Nationale rechters mogen het Unierecht toetsen en BPM mag worden nageheven na registratie. X BV levert onvoldoende bewijs dat de in het taxatierapport vermelde schade nog aanwezig is bij inschrijving van de auto. Foto’s, facturen en toelichting geven geen uitsluitsel; de auto verschijnt rijdend bij de RDW zonder vastgestelde schade. De rechtbank oordeelt dat de taxatiemethode niet mag worden toegepast. De inspecteur mag de forfaitaire afschrijvingstabel gebruiken; deze leidt niet tot een te hoog bedrag aan BPM. De naheffingsaanslag en belastingrente blijven in stand. Het beroep is enkel gegrond vanwege ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard bezwaar; X BV krijgt een immateriële schadevergoeding voor termijnoverschrijding.
Wetingang:
Wet op de paramedische beroepen artikel 7
Wet op de paramedische beroepen artikel 10
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie artikel 110
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen
Editie: 24 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag