X is vanaf 2020 AOW-gerechtigd en dient een aangifte IB/PVV 2020 in met een inkomen uit werk en woning en een inkomen uit sparen en beleggen. De inspecteur stelt de aanslag conform aangifte vast en verrekent algemene heffingskorting en ouderenkorting. Na een vermindering in verband met de massaalbezwaarprocedure box 3 resteert geen te betalen IB/PVV en ontvangt X slechts een zeer beperkt uit te betalen heffingskorting. X verzoekt om ambtshalve vermindering, omdat zij meent recht te hebben op volledige uitbetaling van de ouderenkorting, met een beroep op het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel. De inspecteur heeft het verzoek om ambtshalve vermindering afgewezen. X gaat in beroep. In beroep is in geschil of X op basis van het gelijkheids- of vertrouwensbeginsel recht heeft op volledige uitbetaling van de ouderenkorting.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de beperking in de art. 8.8 en 8.9 Wet IB 2001 tot uitbetaling van de algemene heffingskorting binnen de ruime beoordelingsvrijheid van de wetgever valt. De keuze om de ouderenkorting strikt individueel te benaderen is doelbewust en mede gebaseerd op budgettaire en inkomenspolitieke overwegingen, alsook het voorkomen dat niet-AOW-gerechtigde partners indirect profiteren. Van leeftijdsdiscriminatie is geen sprake. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt, omdat de aangehaalde website-informatie algemene voorlichting is en X geen handeling heeft verricht op basis van foutieve informatie die tot een hoger heffingsbedrag heeft geleid. De aanslag blijft ongewijzigd. X' beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 8.8

Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 8.9

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden artikel 14

Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden artikel 1