X maakt bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2020 en meer specifiek het vastgestelde inkomen uit sparen en beleggen. De inspecteur splitst het bezwaar in een deel dat meeloopt in de massaalbezwaarprocedure en een individueel deel. In het kader van de massaalbezwaarprocedure ontvangt X een verminderingsbeschikking. Vervolgens dient X een beroepsschrift in, maar de inspecteur heeft nog geen uitspraak gedaan op het individuele deel van het bezwaar. Met instemming van X verzoekt de inspecteur om rechtstreeks beroep (prorogatie) toe te staan.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat aan X voldoende rechtsherstel is geboden en dat er geen plaats is voor een verdere verlaging van het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen. De rechtbank stelt vast dat het werkelijk rendement uit rente en dividend hoger is dan het uiteindelijk in aanmerking genomen belastbaar inkomen uit sparen en beleggen. X levert geen bewijs waaruit blijkt dat het werkelijk rendement lager is dan de bedragen waarmee rekening is gehouden in de verminderingsbeschikkingen. Het beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.2
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Inkomstenbelasting
Editie: 10 juli
Informatiesoort: VN Vandaag