Mevrouw X verricht in 2014 tot en met 2017 arbeid voor een BV, waarin haar echtgenoot een aanmerkelijk belang (ab) houdt. Volgens de inspecteur hebben X en haar echtgenoot nagelaten om gebruikelijk loon te verantwoorden. Hof Den Haag oordeelt dat X willens en wetens onjuiste aangiften heeft gedaan om het loon buiten het zicht van de fiscus te houden, waardoor te weinig belasting is geheven. De vergrijpboeten van in totaal € 30.000 voor 2015, 2016 en 2017 zijn passend en geboden. Volgens de Hoge Raad heeft het hof niet goed gemotiveerd dat overtuigend is aangetoond dat X met (voorwaardelijk) opzet geen gebruikelijk loon van de BV heeft verantwoord. Weliswaar is – ondanks het verrichten van arbeid – bewust afgezien van loon, maar hieruit volgt nog niet dat daardoor te weinig belasting is geheven of dat de aangiften onjuist zijn. Er moet eerst worden vastgesteld dat zij loon van de BV moest aangeven. Voor het opzettelijk doen van een onjuiste aangifte is nodig dat X wist dat zij via haar echtgenoot een aanmerkelijk belang houdt in de BV voor welke zij, zonder beloning, arbeid verricht. Het hof heeft evenwel nagelaten om vast te stellen dat X die wetenschap had. Het beroep van X is gegrond. Volgt verwijzing.
Hof Amsterdam oordeelt conform hetgeen de inspecteur op de zitting heeft verkondigd dat de boeten alsnog vernietigd moeten worden. X heeft recht op een proceskostenvergoeding voor de procedure na verwijzing tot € 453,50 (0,5 x 1 (gewicht van de zaak) x € 907).
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67d
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Instantie: Hof Amsterdam
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 3 juli
Informatiesoort: VN Vandaag