X is in 2020 eigenaar van een woning met een WOZ-waarde van € 539.000, die in 2021 stijgt naar € 548.000. De inspecteur legt in september 2023 een aanslag IB 2020 op met een inkomen uit sparen en beleggen, inclusief belastingrente en een verzuimboete. De aanslag wordt verzonden naar een onjuist adres. Na beslaglegging op de bankrekening van X ontvangt X de aanslag per mail en maakt hij bezwaar. De inspecteur vermindert het inkomen, verlaagt de belastingrente en schrapt de boete. In december 2024 volgt een verdere vermindering conform de aangifte van X, inclusief aanpassing van de belastingrente. X stelt dat hij geen belasting zou moeten betalen omdat hij geen inkomsten uit de woning geniet, en vraagt om verdere verlaging van de rente en om schadevergoeding. De inspecteur voert aan dat de belastingrente terecht is berekend volgens wettelijke termijnen en dat het forfaitaire rendement niet onjuist is toegepast. In geschil is of de belastingrentebeschikking verder moet worden verminderd wegens te late ontvangst van de aanslag.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt dat belastingrente wordt berekend tot zes weken na de dagtekening van het aanslagbiljet, ongeacht het moment van feitelijke ontvangst. Het feit dat X de aanslag later ontvangt, beïnvloedt de berekening niet. Het werkelijke rendement uit de woning is hoger dan het forfaitaire voordeel, waardoor de aanslag correct is vastgesteld. De belastingrente is al evenredig verlaagd bij de laatste vermindering en blijft ongewijzigd. Het beroep is gegrond vanwege het ten onrechte niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaar, maar het verzoek om verdere renteverlaging en immateriële schadevergoeding wordt afgewezen.
Wetingang:
Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 30FC
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Inkomstenbelasting
Editie: 15 december
Informatiesoort: VN Vandaag