Belanghebbende, de heer X, exploiteert met zijn broer in maatschapverband een akkerbouwbedrijf. De betreffende grond behoort tot de persoonlijke ondernemingen van de broers. In 1994, 1995 en 1996 vormt X landbouwgrond om tot blijvend bos. X claimt in zijn IB-aangiften over 1995 en 1996 een aftrekbaar verlies in verband met deze bestemmingswijziging. Volgens Rechtbank Leeuwarden maakt X niet aannemelijk dat de waarde in het economische verkeer van de grond ten tijde van de onttrekking aan het vermogen van zijn onderneming lager was dan de boekwaarde. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X door de omvorming van de grond in bos zijn onderneming gedeeltelijk heeft gestaakt. De bestemmingswijziging van de grond heeft steeds tijdens het bestaan van de landbouwonderneming plaatsgevonden. Bij de taxatie in het kader van de minnelijke waardering is voorts ten onrechte geen rekening gehouden met de (contante waarde van) de toegezegde subsidies. Een potentiële koper zou namelijk zijn koopprijs daarop mede hebben gebaseerd. Reeds indien uitsluitend rekening wordt gehouden met de aanplantsubsidies (en de inkomenssubsidies buiten beschouwing worden gelaten) is de waarde in het economische verkeer van de grond hoger dan de boekwaarde. Van een boekverlies op de grond is dus geen sprake. X gaat in cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het hof over de vaststelling van de waarde in het economische verkeer van de grond ten tijde van de staking geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting. De uitleg van het hof van de vaststellingsovereenkomst en het taxatieverslag is ook niet onbegrijpelijk. Het hof hoefde geen oordeel te geven over een waardedaling van de grond ten gevolge van de bestemmingswijziging. Van een boekverlies is namelijk alleen sprake als de waarde in het economische verkeer lager is dan de boekwaarde (zie HR 17 maart 1965, nr. 15349, BNB 1965/160). Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond.
Gerelateerde artikelen
Kennisgroepstandpunt over regresschuld door verrekening rekeningcourantposities onder excessieflenenregeling
De regresschuld van A VOF aan Z BV welke is ontstaan door wederzijdse hoofdelijke aansprakelijkheid voor elkaars schulden en verrekening van rekeningcourantposities bij de bank valt onder het schuldenbegrip van art. 4.13 lid 1 onderdeel f Wet IB 2001. Dit volgt uit een standpunt van de Kennisgroep aanmerkelijk belang.
Waardestijging woning Nederland behoort tot werkelijk rendement box 3
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de ongerealiseerde waardestijgingen van de woning in Nederland behoren tot het werkelijke rendement.
Woning valt niet onder ondernemingsvermogen omdat zolder niet uitsluitend zakelijk gebruikt wordt
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de zolder van de woning niet uitsluitend zakelijk wordt gebruikt en daarom niet tot het ondernemingsvermogen kan worden gerekend.
Buiten vijfjaarstermijn gedaan verzoek om ambtshalve vermindering is te laat (art. 80a Wet RO)
Hof Den Haag oordeelt dat er geen aanleiding bestaat om de navorderingsaanslagen ambtshalve te verminderen. Het verzoek om ambtshalve vermindering uit april 2021 is namelijk geruime tijd na afloop van de vijfjaarstermijn van art. 9.6 Wet IB 2001 ontvangen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk, omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).
Inhoud pakket Belastingplan 2026 bekendgemaakt
De Staatssecretaris van Financiën heeft de Fiscale beleids- en uitvoeringsagenda 2025 naar de Tweede Kamer gestuurd. Hierin staan de keuzes die dit kabinet maakt. Zo is als bijlage een overzicht opgenomen van fiscale wetgeving zoals die nu is voorzien.
Beroep op hogere persoonsgebonden aftrekposten faalt bij gebrek aan onderbouwing (art. 80a Wet RO)
Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat X ter zake van de door haar geclaimde hogere aftrekposten niet aan de op haar rustende bewijslast voldoet. De Wet IB 2001 biedt geen ruimte om naast het forfaitaire bedrag extra kosten in aftrek te brengen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk, omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).
Aftrek specifieke zorgkosten niet aannemelijk gemaakt (art. 81 Wet RO)
Hof Den Haag oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat haar gemaakte vervoerskosten rechtstreeks het gevolg zijn van ziekte of invaliditeit. Ook maakt X niet aannemelijk dat zij meer kosten maakt dan een vergelijkbare belastingplichtige zonder ziekte of invaliditeit. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).