X ontvangt op 1 november 2023 een uitspraak van de heffingsambtenaar waarin het bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting ongegrond wordt verklaard. De beroepstermijn sluit op 13 december 2023. In 2023 neemt X contact op met twee advocatenkantoren, die hem niet kunnen bijstaan. Uit onzekerheid over zelfstandig procederen laat X het aanvankelijk rusten. X dient op 25 maart 2025 alsnog beroep in, omdat hij meent dat hij ook zonder advocaat kan procederen. De rechtbank stelt X schriftelijk in de gelegenheid de termijnoverschrijding te motiveren, maar X reageert hier niet schriftelijk op en licht zijn standpunt pas toe ter zitting. In geschil is of de door X aangevoerde omstandigheden leiden tot een verschoonbare termijnoverschrijding.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de door X aangevoerde persoonlijke onzekerheid en het afwachten na contact met advocatenkantoren geen grond vormen voor een verschoonbare termijnoverschrijding. X ontvangt het besluit volledig en inclusief beroepsinformatie, zodat hij op de hoogte is van de termijn en de mogelijkheid tot zelf procederen. De rechtbank stelt dat X, bij twijfel over de noodzaak van een advocaat, informatie had kunnen inwinnen bij de gemeente. Omdat X het beroepschrift ruim vijftien maanden te laat heeft ingediend en geen geldige reden voor overschrijding heeft, verklaart de rechtbank het beroep van X niet-ontvankelijk.
Wetingang:
Algemene wet bestuursrecht artikel 6.11
Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 26C
Instantie: Rechtbank Den Haag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Belastingen van lagere overheden
Editie: 16 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag