X ontvangt op 11 april 2024 een legesaanslag in combinatie met de verlening van een omgevingsvergunning. X wil de vergunning gebruiken om een kavel te kopen, maar moet eerst afwachten tot de vergunning onherroepelijk wordt voordat hij de kavelkoopovereenkomst kan tekenen. Pas na ondertekening kan hij een hypotheek aanvragen. X krijgt de hypotheek niet en wordt geen eigenaar van het perceel. Op 30 oktober 2024 dient X bezwaar in tegen de legesaanslag. De heffingsambtenaar verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de bezwaartermijn van zes weken. In geschil is of sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.
Rechtbank Amsterdam oordeelt dat geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Dat X geen gebruik kon maken van de omgevingsvergunning omdat hij geen hypotheek kon krijgen, maakt niet dat X niet eerder bezwaar kon maken tegen de legesaanslag. Ook het feit dat X verplicht was om een omgevingsvergunning aan te vragen als voorwaarde voor het kunnen tekenen van de kavelkoopovereenkomst, is geen bijzondere omstandigheid om van verschoonbare termijnoverschrijding uit te gaan. X was bekend met de voorwaarden en is daarmee akkoord gegaan. X is zelf verantwoordelijk voor het verkrijgen van een hypotheek. Dat dit niet gelukt is en hij daardoor te laat bezwaar heeft gemaakt komt voor zijn rekening en risico. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Wetingang:
Algemene wet bestuursrecht artikel 6.11
Algemene wet bestuursrecht artikel 6.22
Instantie: Rechtbank Amsterdam
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 13 november
Informatiesoort: VN Vandaag