X BV registreert op 16 januari 2019 een Mercedes-Benz als bestelauto en doet aangifte BPM naar een te betalen bedrag van nul. Op 14 april 2021 constateren ambtenaren van de Belastingdienst bij een controle dat de auto is voorzien van een originele achterbank die duurzaam aan de laadvloer is bevestigd, waardoor deze niet voldoet aan de inrichtingseisen voor een bestelauto. De inspecteur legt een naheffingsaanslag BPM op, berekend naar het tarief voor personenauto’s. In geschil is of X BV op grond van het vertrouwensbeginsel mag uitgaan van de informatie op de website van de Belastingdienst bij de berekening van de BPM en of recht bestaat op een kostenvergoeding, vermindering van de belastingrentebeschikking en een immateriële schadevergoeding.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de informatie op de website van de Belastingdienst slechts een voorlichtend karakter heeft en niet geldt als een uitdrukkelijke standpuntbepaling waaraan X BV vertrouwen kan ontlenen. X BV verricht geen handeling waardoor een hoger bedrag aan BPM is geheven dan op basis van de website-informatie mocht worden verwacht, zodat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagt. De rechtbank stelt vast dat de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. Wel oordeelt de rechtbank dat de inspecteur het bezwaar van X BV ten onrechte ongegrond heeft verklaard, omdat de aanslag na bezwaar is verminderd. Hierdoor heeft X BV recht op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase. Daarnaast moet de belastingrentebeschikking worden verminderd en kent de rechtbank een immateriëleschadevergoeding toe wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 15a
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Belastingheffing van motorrijtuigen
Editie: 5 september
Informatiesoort: VN Vandaag