X woont in 2018 in Nederland en werkt voor een werkgever met het hoofdkantoor in Irak. Hij ontvangt een nettosalaris van € 220.972. X verzoekt in zijn aangifte inkomstenbelasting 2018 om een tegemoetkoming ter voorkoming van dubbele belasting voor het volledige bedrag van zijn nettosalaris. De inspecteur verleent een tegemoetkoming voor 145 werkdagen in Irak, maar niet voor 61 werkdagen in andere landen. X stelt dat hij recht heeft op een voorkoming van dubbele belasting voor zijn gehele salaris, omdat zijn loon in Irak is belast en de werkzaamheden buiten Irak beperkt waren. Rechtbank Gelderland verklaart het beroep van X ongegrond, waarna X hoger beroep instelt.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X geen recht heeft op volledige voorkoming van dubbele belasting voor zijn nettosalaris. Het hof stelt dat de dagen waarop X buiten Irak werkzaamheden heeft verricht, niet meetellen als werkdagen in Irak. De inspecteur heeft terecht een tegemoetkoming verleend voor de 145 dagen waarop X in Irak werkzaam was. De stelling van X dat zijn werkzaamheden buiten Irak beperkt waren, acht het hof onvoldoende onderbouwd. X heeft ook geen recht op aanvullende tegemoetkoming ter voorkoming van dubbele belasting voor de overige werkdagen buiten Irak op grond van een van de belastingverdragen tussen Nederland, enerzijds, en Duitsland, Frankrijk, Turkije of het Verenigd Koninkrijk, anderzijds. X heeft in geen van deze landen meer dan 183 verbleven. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 9
Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 8
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Rubriek: Internationaal belastingrecht, Europees belastingrecht
Editie: 26 mei
Informatiesoort: VN Vandaag