X en haar partner kopen samen voor € 300.000 een pand met twee adressen. Het pand is oorspronkelijk gebouwd als modewinkel met bovenwoning; het deel met het tweede adres is jarenlang als winkel gebruikt. Vooraf aan de koop maken X en haar partner kenbaar dat zij het pand volledig als woning willen gebruiken. De makelaar presenteert het pand als casco, en de gemeente verleent een vergunning tot woongebruik en voegt de adressen samen. In de leveringsakte staat een woonhuis met alleen het eerste adres vermeld en in het kadaster staat de functie wonen. Het pand verkeert in slechte staat, waarbij het winkeldeel al leegstaat en vervallen is. X stelt dat hierdoor en door de gemeenteafspraak dat er nooit meer een onderneming mag worden gevestigd, sprake is van een woning. De inspecteur legt een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting op. In geschil is of het voormalig winkeldeel vóór de verkrijging de aard van woning heeft gekregen zodat het verlaagde tarief overdrachtsbelasting geldt.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat het winkeldeel vóór de verkrijging is verbouwd of anderszins zodanig is aangepast dat de aard wijzigde van winkel naar woning. Enkel het leeghalen levert geen functiewijziging op. Verklaringen van makelaar, gemeente of kadaster maken fiscaal geen verschil. De intentie tot bewoning is niet relevant zolang de bouwkundige aanpassing ontbreekt. Het verlaagde tarief overdrachtsbelasting geldt daarom niet en de naheffingsaanslag blijft in stand.
Wetingang:
Wet op belastingen van rechtsverkeer artikel 14
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer
Editie: 19 september
Informatiesoort: VN Vandaag