A-G Wattel is van mening dat X met haar concessie-aanbod op de lokale reclamemarkt een verdienmodel heeft gecreëerd, wat riekt naar ondernemerschap. Ondanks de afbouw van de hypotheekportefeuille vanaf 2007 zou X in 2016 daarmee nog steeds een onderneming drijven.

Gemeente X heeft langlopende contracten met reclame-exploitanten en geeft hen door middel van concessies gelegenheid tot het plaatsen van objecten met reclame, zoals abri’s en lichtbakken. Zonder vergunning is het verboden om elders op of langs de weg aankondigingen, reclameborden en dergelijke te plaatsen. Verder kon het personeel van X en plaatselijke onderwijsinstellingen vóór 2007 hypothecaire leningen bij haar afsluiten. Vanaf 2007 is dit niet meer mogelijk en wordt de portefeuille afgebouwd. Volgens de inspecteur is X voor deze twee activiteiten in 2016 VPB-plichtig. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden zijn de reclameactiviteiten niet aan te merken als het drijven van een onderneming en is het beheer van de oude hypotheekportefeuille normaal passief vermogensbeheer. Het feit dat X vóór 2007 actief optrad als hypotheekverstrekker en daarmee wellicht gelijkenis vertoonde met een commerciële bank, is niet relevant. De toets van het ondernemerschap moet namelijk in 2016 plaatsvinden. De Staatssecretaris gaat in cassatie.

Advocaat-Generaal Wattel is van mening dat de gemeente met haar concessie-aanbod op de lokale reclamemarkt een verdienmodel heeft gecreëerd, wat riekt naar ondernemerschap en niet naar passieve terbeschikkingstelling van vermogen dat er al was. Vraag is nog wel welk kapitaal door de gemeente wordt ingezet. Zijn dat haar eigen concessies of bestaat het kapitaal uit creatie van vermogensrechten voor anderen? Voorts is ook relevant dat de gemeente voor de concessies arbeid verricht en dat X met haar winstmarge van 481% meer rendement lijkt te behalen dan wat bij normaal vermogensbeheer kan worden verwacht. Ten aanzien van de hypotheekportefeuille is het volgens de A-G evident dat een financiële dienstverlener of een stichting die precies hetzelfde doet nog steeds een onderneming drijft en deze ook tijdens afbouw blijft drijven. De conclusie strekt tot gegrondverklaring van het beroep van de Staatssecretaris.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 artikel 2

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 artikel 4

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 artikel 33

Instantie: Hoge Raad (Parket)

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Editie: 23 september

Informatiesoort: VN Vandaag

23

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen