Hof Amsterdam oordeelt dat de grote stijging van het tarief van de precariobelasting niet leidt tot een onverbindende verordening. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

Aan X zijn aanslagen precariobelasting 2020 opgelegd ter zake van zijn woonboot. X komt op tegen de in zijn ogen te grote stijging van het tarief. Rechtbank Amsterdam verklaart X' beroep ongegrond. X gaat in hoger beroep.

Hof Amsterdam (V-N 2023/45.1.8) oordeelt dat aanslag precariobelasting is opgelegd in overeenstemming met de verordening. Het stond de gemeenteraad vrij om te differentiëren naar ligplaats per stadsdeel en niet op basis van voorzieningen die een ligplaats heeft. De heffingsmaatstaf die erop neerkomt dat wordt uitgegaan van een rechthoek die wordt bepaald door de uiterste lengte en uiterste breedte van de boot, leidt niet tot een willekeurige of onredelijke belastingheffing. Voor ingrijpen door de rechter in de hoogte van het tarief is alleen dan plaats als die besluitvorming oncontroleerbaar of onzorgvuldig is geweest, bijvoorbeeld omdat de daarbij gemaakte keuzes niet zijn gemotiveerd of omdat geen aandacht is besteed aan de belangen van degenen die door de te nemen besluiten in het bijzonder worden getroffen (exceptieve toetsing). Dat doet zich hier niet voor. X' beroep  op het gelijkheidsbeginsel inzake de omstandigheid dat (horeca)ondernemers in 2020 tijdelijk zijn vrijgesteld van precariobelasting voor terrassen, heeft de rechtbank terecht verworpen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 229b

Gemeentewet 228

Gemeentewet 219

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Editie: 11 juni

Informatiesoort: VN Vandaag

83

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen