Rechtbank Gelderland oordeelt dat toerekening van belastbare inkomsten uit eigen woning aan de partner ertoe leidt dat X uitsluitend AOW-inkomen heeft, waardoor de aanslag vervalt. Dit voorkomt terugbetaling van een ontvangen voorlopige teruggaaf.

In 2022 bereikt X de pensioengerechtigde leeftijd. De inspecteur legt op 15 januari 2022 een voorlopige aanslag op en verleent een voorlopige teruggaaf van € 723. X doet aangifte inkomstenbelasting naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 8250, bestaande uit een AOW-uitkering van € 8238 en belastbare inkomsten uit eigen woning van € 12. Op 30 juni 2023 legt de inspecteur een aanslag op van € 723. X maakt bezwaar, maar de inspecteur verklaart dat ongegrond. In beroep voert X aan dat de € 12 volledig aan haar partner wordt toegerekend. De inspecteur stelt dat dit niet tot het gewenste gevolg kan leiden. In geschil is of herverdeling van woninginkomen in beroep toepassing van art. 9.4 lid 3 onderdeel a Wet IB 2001 mogelijk maakt.

Rechtbank Gelderland stelt vast dat de herverdeling ertoe leidt dat het verzamelinkomen uitsluitend uit AOW-uitkering bestaat, waardoor de uitzondering van art. 9.4 lid 3 onderdeel a wet IB 2001 geldt. Er zijn geen negatieve inkomensbestanddelen aanwezig in de zin van lid 4. De regeling beoogt te voorkomen dat AOW-gerechtigden ontvangen heffingskorting moeten terugbetalen. X behoort tot deze doelgroep. Hoewel de inspecteur de aanslag op basis van de oorspronkelijke aangifte terecht vaststelt, acht de rechtbank redelijke wetstoepassing geboden. Zij vernietigt de aanslag en veroordeelt de inspecteur tot betaling van het griffierecht en een forfaitaire proceskostenvergoeding van € 1814.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 2.17

Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 9.4

Algemene wet bestuursrecht artikel 7.11

Instantie: Rechtbank Gelderland

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 3 december

Informatiesoort: VN Vandaag

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen