De Hoge Raad oordeelt dat de BPM-naheffingsaanslag moet worden verminderd met € 590. In hoger beroep is tussen partijen niet in geschil geweest dat de inspecteur bij het vaststellen van het afschrijvingspercentage is uitgegaan van een te lage leeftijd van de personenauto.
X voldoet BPM op aangifte in verband met de invoer van een personenauto. De inspecteur legt een BPM-naheffingsaanslag op aan X omdat hij te weinig BPM op aangifte heeft voldaan. Rechtbank Den Haag is het eens met X. De rechtbank draagt de inspecteur op om opnieuw uitspraak op het bezwaar te doen. Hij moet dan rekening houden met een extra leeftijdskorting. De inspecteur gaat in hoger beroep en doet daarbij beroep op interne compensatie. Hij is van mening dat hij geen rekening hoeft te houden met de extra leeftijdskorting, zodat de naheffingsaanslag niet hoeft te worden verminderd. Tijdens de zitting bij het hof trekt de inspecteur zijn beroep op interne compensatie in. Hof Den Haag bevestigt vervolgens de uitspraak op bezwaar. X gaat in cassatie en stelt dat het hof de naheffingsaanslag had moeten verminderen, omdat niet in geschil is geweest dat de inspecteur bij het vaststellen van het afschrijvingspercentage een extra leeftijdskorting in aanmerking had moeten nemen.
De Hoge Raad oordeelt dat de BPM-naheffingsaanslag moet worden verminderd met € 590. In hoger beroep is tussen partijen niet in geschil geweest dat de inspecteur bij het vaststellen van het afschrijvingspercentage is uitgegaan van een te lage leeftijd van de personenauto. Hierdoor is de naheffingsaanslag te hoog vastgesteld. De Hoge Raad houdt de zaak nog wel aan om de proceskostenvergoeding vast te kunnen stellen in verband met het arrest van 17 januari 2025 (ECLI:NL:HR:2025:46, V-N 2025/5.27).
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 9
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen
Informatiesoort: VN Vandaag
Editie: 2 mei