X heeft voor het jaar 2021 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen ontvangen. X maakt bezwaar tegen de aanslag en verzoekt om een hogere vaststelling van de aanslag. De inspecteur handhaaft de aanslag en de rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond. X stelt hoger beroep in en dient diverse stukken in. Het hof bericht X dat er geen aanleiding is om getuigen op te roepen. Tijdens de zitting licht X haar standpunt toe. De inspecteur stelt dat de aanslag correct is vastgesteld en dat er geen grond is voor verhoging.
In geschil is of de aanslag IB/PVV 2021 hoger moet worden vastgesteld.
Hof Amsterdam oordeelt dat het niet bevoegd is om de aanslag inkomstenbelasting van X te verhogen. Het hof stelt vast dat X geen rechtens relevant belang heeft bij een hogere aanslag, ook niet na toelichting tijdens de zitting. Het hof kan in deze procedure alleen beslissen over de aanslag IB/PVV en niet over andere belangen zoals met betrekking tot de omzetbelasting. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet in behandeling genomen, omdat in de hoofdzaak wordt beslist. Het hof oordeelt dat het hoger beroep van X ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 26
Algemene wet bestuursrecht 8:1
Instantie: Hof Amsterdam
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 23 mei
Informatiesoort: VN Vandaag