X heeft een dubbele nationaliteit (Nederlands en Marokkaans) en is opgenomen in de Fraude Signalering Voorziening (FSV). De IB-aangifte van X wordt uitgeworpen en zijn aangifte wordt op een aantal punten gecorrigeerd. In bezwaar draait de inspecteur enkele correcties terug. In hoger beroep stelt X dat de uitworp en controle van zijn aangifte voortvloeit uit zijn dubbele nationaliteit. In geschil is of het besluit van de inspecteur om de aangifte te controleren rechtmatig is. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de rechtmatigheid van de controle door de inspecteur niet wordt aangetast. Er is namelijk geen gebruik gemaakt van een databank waarin gegevens over de afkomst of nationaliteit van X zijn opgenomen. Het hof overweegt vervolgens dat het aannemelijk is dat de aangifte voor controle is uitgeworpen omdat daarin elementen zijn opgenomen die daartoe aanleiding gaven. Zo heeft X ten onrechte een aftrekpost in verband met ‘restant aan persoonsgebonden aftrek’ opgevoerd en heeft hij een aftrek wegens betaling van premies lijfrente opgevoerd terwijl de inspecteur met betrekking tot deze lijfrentepremies geen renseignement heeft ontvangen van een verzekeraar. Deze elementen kunnen zonder meer aanleiding vormen voor uitworp. De aanslag blijft in stand. X gaat in cassatie. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. X dient een verzoek in tot herziening van de hofuitspraak.
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2025/32.1.8) oordeelt dat het aannemelijk is dat de controle van de aangifte heeft plaatsgevonden ongeacht X’ nationaliteit of herkomst en ongeacht zijn opname in de FSV. De stelling van X dat de controle van de aangifte is voortgevloeid uit de registratie van zijn gegevens in de FSV, berust op een onjuiste lezing van de hofuitspraak. Verder merkt het hof nog op dat de klachten van X over de FSV en de AVG er niet toe kunnen leiden dat een op zichzelf bezien juist berekende aanslag wordt verlaagd. De controle van de aangifte is namelijk niet voortgevloeid uit een risicoselectie of een verwerking of gebruik van persoonsgegevens in de FSV, op basis van een criterium dat jegens X leidt tot een schending van een grondrecht, zoals discriminatie naar afkomst, geaardheid of geloofsovertuiging. Het verzoek tot herziening van de hofuitspraak wordt afgewezen. X gaat in cassatie, maar motiveert het beroep niet. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Wetingang:
Algemene wet bestuursrecht artikel 8.119
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 18 september
Informatiesoort: VN Vandaag