De Hoge Raad verhoogt de proceskostenvergoeding voor de fase van hoger beroep tot € 2.577 omdat het hof de verkeerde waarde per punt heeft gehanteerd.

Belanghebbende, X, stelt hoger beroep in tegen een naheffingsaanslag BPM met belastingrentebeschikking. Hof ’s-Hertogenbosch geeft X op een onderdeel gelijk, vermindert de naheffingsaanslag en kent een proceskostenvergoeding toe van € 1.844,74. Het hof hanteert daarbij voor de kosten van rechtsbijstand een waarde per punt van € 541.

De Hoge Raad verhoogt de proceskostenvergoeding voor de fase van hoger beroep tot € 2.577 omdat het hof de verkeerde waarde per punt heeft gehanteerd. De Hoge Raad verwijst naar onderdeel 4.22 en 4.23 van de conclusie van A-G Ettema van 22 december 2023, ECLI:NL:PHR:2023:1212 en ECLI:NL:PHR:2023:1223. De A-G verwijst in deze onderdelen naar HR 27 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:752, V-N 2022/24.13 waarin is geoordeeld dat het onderscheid in puntwaarde in onderdeel B1 van het Bpb buiten toepassing moet blijven wegens strijd met het discriminatieverbod van art. 1 GW. De overige klachten van X worden verworpen (art. 81 RO). De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van X gegrond en verhoogt de proceskostenvergoeding. De Hoge Raad kent daarnaast wegens overschrijding van de redelijke termijn in cassatie een immateriële schadevergoeding toe van € 1.500.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 67A

Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 67E

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 6 oktober

Informatiesoort: VN Vandaag

310

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen