X maakt bezwaar tegen door hem betaalde omzetbelasting, maar de inspecteur verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. X gaat in beroep en voert daarin aan dat hij ten onrechte niet is gehoord. De inspecteur erkent de schending van de hoorplicht en stelt voor de zaak terug te wijzen. Rechtbank Noord-Nederland verklaart het beroep niet-ontvankelijk wegens het niet op tijd betalen van het griffierecht door X. In verzet voert X aan dat terugwijzing was afgesproken en dat hij daarom het griffierecht niet heeft betaald. De rechtbank acht het verzet niet-ontvankelijk wegens gebrek aan belang, omdat de inspecteur heeft toegezegd het bezwaar alsnog te behandelen en het (te laat betaalde) griffierecht te vergoeden. Daarbij gaat de rechtbank er kennelijk vanuit dat de inspecteur bevoegd is om voor de tweede maal uitspraak op bezwaar te doen zonder rechterlijke tussenkomst.

De Hoge Raad houdt vast aan zijn rechtspraak over de onmogelijkheid om zonder rechterlijke tussenkomst een uitspraak op bezwaar in te trekken of te wijzigen. De rechtbank ging er in de uitspraak op verzet vanuit dat de inspecteur zonder rechterlijke tussenkomst opnieuw uitspraak op bezwaar mocht doen. Nu de inspecteur daar zonder rechterlijke tussenkomst niet toe bevoegd is, berust het oordeel van de rechtbank dat X geen belang heeft bij zijn verzet daardoor op een grond die dat oordeel niet kan dragen. X heeft wel belang bij het verzet, want een gegrond verzet zou betekenen dat de rechtbank het beroep van X inhoudelijk kan behandelen, het beroep gegrond verklaren en de zaak terugwijzen naar de inspecteur, zodat X alsnog gehoord kan worden in bezwaar. Verwijzing moet volgen voor een hernieuwde beoordeling van het verzet. Daarbij moet worden beoordeeld of X in verzuim is geweest door het griffierecht niet te betalen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:19

Algemene wet bestuursrecht 6:18