Stichting Pensioenfonds PGB (de rechtsopvolgster van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Reisbranche) vordert een verklaring voor recht dat Booking.com verplicht is deel te nemen aan PGB en dat de verplichtstelling geldt met ingang van 1 januari 1999. Hof Den Haag verklaart voor recht dat Booking.com verplicht is deel te nemen aan PGB en dat de verplichtstelling geldt met ingang van 1 januari 1999. Het hof overweegt hierbij dat Booking.com in hoofdzaak het bedrijf van (online) reisagent uitoefent. Er is dan voldaan aan de in het verplichtstellingsbesluit (besluit van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 december 1996) omschreven voorwaarde dat meer dan 50% van de loonsom van Booking.com hieraan moet worden toegeschreven. Volgens het hof is niet van belang of een eventuele vordering van PGB tot betaling van pensioenpremies is verjaard. PGB moet namelijk weten of de werknemers van Booking.com te zijner tijd een vordering tot pensioenbetaling op haar hebben. Booking.com gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat de verjaringstermijn van art. 3:308 BW aanvangt op de dag, volgende op die waarop de vordering van het bedrijfstakpensioenfonds op de werkgever tot betaling van de premie over een bepaalde periode opeisbaar is geworden of geacht wordt opeisbaar te zijn geworden. De Hoge Raad merkt daarbij nog wel op dat de verjaringstermijn van art. 3:308 BW wordt verlengd wanneer de werkgever opzettelijk het bestaan van de premievordering of de opeisbaarheid daarvan voor het bedrijfstakpensioenfonds verborgen heeft gehouden. Ook kan onder omstandigheden een beroep van de werkgever op de verjaringstermijn van art. 3:308 BW jegens het bedrijfstakpensioenfonds naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn.
Wetsartikelen:
Burgerlijk Wetboek Boek 3 3:308