X komt in beroep tegen aanslagen gemeentelijke heffingen en een WOZ-beschikking van de gemeente Drimmelen. Rechtbank Zeeland-West-Brabant gaat niet mee in het pleidooi van de heffingsambtenaar om het beroep van X wegens misbruik van recht niet-ontvankelijk te verklaren. De rechtbank acht het nog niet evident dat X misbruik maakt van zijn recht om beroep in te stellen. De rechtbank verklaart de beroepen gericht tegen de WOZ-beschikking en de aanslagen OZB, afvalstoffenheffing en rioolheffing ongegrond, maar kent wel een ISV van € 269,49 toe wegens overschrijding van de redelijke termijn en een proceskostenvergoeding van € 269,49. X gaat in hoger beroep.
Hof ’s-Hertogenbosch stelt evenals de rechtbank X in het materiële geschil in het ongelijk, maar kent wel de maximale dwangsom toe voor het niet-tijdig beslissen op bezwaar door de heffingsambtenaar en een aanvullende ISV van € 1.000 omdat ook in hoger beroep de redelijke termijn is overschreden. Het hof verwerpt de stellingen van X dat de heffingsambtenaar in hoger beroep onbevoegd zou zijn, dat niet alle zaakstukken zijn ingediend en de rechtbank de uitspraak niet in het openbaar zou hebben uitgesproken. Ten aanzien van de schending van art. 67 AWR en/of de AVG verklaart het hof zich onbevoegd.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Burgerlijk Wetboek Boek 3 3:15
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken
Editie: 1 juli
Informatiesoort: VN Vandaag