X maakt bezwaar tegen de WOZ-beschikking en de aanslag onroerendezaakbelasting van de gemeente Rotterdam voor het jaar 2022. De heffingsambtenaar wijst het bezwaar af. X stelt vervolgens beroep in bij de Rechtbank Rotterdam, die het beroep ongegrond verklaart. Y stelt namens X hoger beroep in bij Hof Den Haag. Het hof verzoekt Y om een recente volmacht en een kopie van een geldig identiteitsbewijs van X te overleggen. Y geeft hieraan geen gevolg en verzoekt om uitstel, wat wordt verleend tot de zitting. Tijdens de zitting kan Y geen recente volmacht overleggen. In geschil is of Y deugdelijk gemachtigd is om namens X hoger beroep in te stellen.
Hof Den Haag oordeelt dat Y niet bevoegd is om namens X hoger beroep in te stellen omdat geen recente volmacht en kopie van een geldig identiteitsbewijs van X zijn overgelegd. Het hof heeft gerede twijfel aan de vertegenwoordigingsbevoegdheid van Y en acht zich daarom bevoegd om een recente machtiging te verlangen. Nu Y hieraan geen gevolg heeft gegeven, verklaart het Hof het hoger beroep niet-ontvankelijk. De verwijzing van Y naar andere zaken waarin wel recente machtigingen zijn overgelegd, doet hier niets aan af. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk omdat Y niet bevoegd is om namens X hoger beroep in te stellen.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 22
Instantie: Hof Den Haag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 2 juli
Informatiesoort: VN Vandaag