X BV ontvangt voor het tijdvak 2016-2018 een naheffingsaanslag omzetbelasting en een beschikking belastingrente. Na ongegrondverklaring van haar beroep bij de rechtbank stelt X BV op 26 augustus 2024 hoger beroep in. Op 11 november 2024 volgt de faillietverklaring van X BV. De curator laat schriftelijk weten het hoger beroep niet over te nemen. De gemachtigde van X BV verwijst de griffier naar de curator en voert geen verweer tegen het verzoek tot ontslag van instantie. De inspecteur verzoekt op 17 februari 2025 het gerechtshof om ontslag van instantie. De griffier sluit op 27 juni 2025 het onderzoek en bepaalt dat schriftelijke uitspraak volgt.
In geschil is of het hoger beroep ontvankelijk is nu X BV failliet is verklaard en de curator de procedure niet doorzet.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de faillietverklaring van X BV na het instellen van hoger beroep ertoe leidt dat de curator kan worden opgeroepen om het geding over te nemen. De inspecteur verzoekt niet om overneming door de curator, de curator geeft expliciet aan de procedure niet voort te zetten en de gemachtigde van X BV voert geen verweer tegen het ontslag van instantie. Het gerechtshof verleent het ontslag van instantie, omdat de boedel redelijkerwijs geen belang heeft bij de uitkomst van de procedure. Op grond van art. 8:22 Awb in samenhang met art. 27 Fw verklaart het gerechtshof het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Wetingang:
Algemene wet bestuursrecht artikel 8.22
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Fiscaal ondernemingsrecht
Editie: 7 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag