Aan X zijn voor diverse onroerende zaken WOZ-beschikkingen afgegeven. Na bezwaar wordt de waarde van drie onroerende zaken verlaagd. X krijgt voor de beroepsmatig verleende rechtsbijstand een bezwaarkostenvergoeding van € 530, uitgaande van 2 punten, wegingsfactor 1, en een waarde per punt van € 265. Rechtbank Limburg verlaagt de waarde van twee onroerende zaken nog verder. De vergoeding voor de kosten van het beroep wordt vastgesteld op € 1352,50, uitgaande van 2,5 punt, wegingsfactor 1, en een waarde per punt van € 541. Hof 's-Hertogenbosch verhoogt onder verwijzing naar HR 27 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:752, V-N 2022/24.13, de tegemoetkoming voor de beroepsfase tot € 2092,50, uitgaande van 2,5 punt, wegingsfactor 1, en een waarde per punt van € 837, maar wijkt daar in zijn dictum ten nadele van X vanaf. X gaat in cassatie.
De Hoge Raad verhoogt de bezwaarkostenvergoeding tot € 1294, uitgaande van 2 punten, wegingsfactor 1, en berekend naar de waarde per punt zoals deze geldt ten tijde van het wijzen van dit arrest (zie HR 12 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:1060, V-N 2024/33.18, r.o. 5.8.1, 5.8.2 en 6.3 en HR 17 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1203, V-N 2016/32.8, r.o. 2.3). De vergoeding in verband met de behandeling van het beroep wordt vastgesteld op € 2268, uitgaande van 2,5 punt, wegingsfactor 1 vanwege het gewicht van de zaak, en berekend naar de waarde per punt zoals deze geldt ten tijde van het wijzen van dit arrest. Voor de cassatieprocedure krijgt X een vergoeding van € 1814.
Wetingang:
Algemene wet bestuursrecht artikel 7.15
Algemene wet bestuursrecht artikel 8.75
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 15 december
Informatiesoort: VN Vandaag