Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X niet doet blijken dat de aanslagen te hoog zijn. Zij maakt niet inzichtelijk welke inkomsten dan wel (delen van) bezittingen van derden ten onrechte aan haar zijn toegerekend.
X is lid van de Y-familie en maakt onderdeel uit van de Roma-gemeenschap en is strafrechtelijk veroordeeld voor witwassen, valsheid in geschrifte en bijstandsfraude. X is eigenaar van een woning. In verband met de waardevermindering van de woning komt X met een vennootschap overeen dat aan haar € 200.000 zal worden betaald. In 2005 koopt X een winkelpand voor € 52.000. Verder heeft X sinds 1 januari 2005 een tiental auto’s op naam gehad en grotendeels weer verkocht. Ook hebben diverse contante stortingen op de bankrekeningen van X plaatsgevonden. In 2008 wordt de woning voor € 1,4 mln verkocht. Op vragen over de financiering van de uitgaven antwoordt X dat zij deze heeft gefinancierd met een lening van € 25.000 uit 2005. Volgens de inspecteur is deze overeenkomst echter vervalst. Hij legt IB-(navorderings)aanslagen op over de jaren 2005 - 2012, inclusief vergrijpboeten.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X niet doet blijken dat de aanslagen te hoog zijn. Zij maakt niet inzichtelijk welke inkomsten dan wel (delen van) bezittingen van derden ten onrechte aan haar zijn toegerekend. De rechtbank gaat daarbij voorbij aan de stelling van X dat de woningen en de auto’s van haar familie zijn gefinancierd met de schadevergoeding van € 200.000 en de verkoop van de woning. Dat geldt ook voor de stelling van X dat het in de Roma cultuur gebruikelijk is om met meerdere personen in een woning te wonen en dat dit de wijze is waarop zij in haar levensonderhoud heeft voorzien. Volgens de rechtbank moet X over inkomen hebben beschikt om de auto’s te kunnen kopen, de contante stortingen op haar bankrekeningen te kunnen doen en de kosten van levensonderhoud te kunnen betalen. Wel worden de boetes voor de jaren 2005 en 2006 verminderd. Daarnaast heeft X recht op een immateriële schadevergoeding in verband met undue delay. De rechtbank vermindert de vergoeding wel naar 25% van € 500. Dit in verband met het feit dat de zaken van X in hoofdzaak betrekking hebben op hetzelfde onderwerp als de zaken van overige leden van de Y-familie. Daarbij is ook van belang dat de zaken in de beroepsfase (nagenoeg) gezamenlijk zijn behandeld.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Wet inkomstenbelasting 2001 3.2
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 15 mei
Informatiesoort: VN Vandaag