De in Duitsland woonachtige voedingstechnicus A werkt voor het Zwitserse Moguntia Food Group AG. Hij werkt gewoonlijk 10,5 dagen per kwartaal in Zwitserland en 10,5 dagen per kwartaal in Duitsland. De overige dagen verricht hij zijn werkzaamheden in derde landen, waar zijn klanten zich voornamelijk bevinden, te weten Wit-Rusland, Iran, Moldavië, Rusland en Oekraïne. Volgens GKV-Spitzenverband Bund der Krankenkassen, het Duitse orgaan dat vaststelt welke socialezekerheidswetgeving van toepassing is wanneer werkzaamheden gewoonlijk in twee of meer lidstaten worden verricht, is de Duitse wetgeving van toepassing op de arbeidsverhouding tussen A en Moguntia. A is het daar niet mee eens. De Duitse rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak. Deze wil weten of alleen rekening moet worden gehouden met de werkzaamheden in lidstaten, of ook met de werkzaamheden die worden verricht in derde landen.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat, om te bepalen of A een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden verricht in Duitsland (art. 13 lid 1 EG-verordening 883/2004), niet alleen rekening moet worden gehouden met de werkzaamheden in loondienst die hij verricht in EU-lidstaten. Er moet ook rekening worden gehouden met de werkzaamheden in loondienst die hij verricht in derde landen. Het Hof van Justitie EU merkt vervolgens nog op dat A slechts 16% van zijn werkzaamheden in Duitsland heeft verricht. Als dat het geval is, moet ervan worden uitgegaan dat A geen substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden in loondienst heeft verricht in Duitsland. Hij valt dan onder de Zwitserse socialezekerheidswetgeving. Een en ander staat ter beoordeling van Duitse rechter.
Wetingang:
Verordening (EG) Nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels artikel 13
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie
Rubriek: Internationale sociale zekerheid, Sociale zekerheid algemeen
Editie: 15 december
Informatiesoort: VN Vandaag