Belanghebbende, X, is een vrouw die samen met haar partner in 2007, ieder voor de onverdeelde helft, een woning koopt en die financiert met een hypothecaire lening. De partner, Y, vertrekt in 2008 uit de woning. X verklaart in de aangifte IB/PVV 2008 dat zij 100% eigenaar is van de woning en brengt € 18.000 aan betaalde hypotheekrente in aftrek. Daarnaast geeft zij het gehele eigenwoningforfait aan. De inspecteur legt de aanslag conform de aangifte op. Als de inspecteur bij de behandeling van de aangifte over 2009 opmerkt dat X slechts 50% eigenaar is van de woning, legt hij haar een navorderingsaanslag over 2008 op waarbij hij de helft van de aftrek van de hypotheekrente en het eigenwoningforfait corrigeert. Rechtbank Breda stelt vast dat Y tot een bepaalde datum in 2008 woonachtig is geweest in de woning. Tot die datum is de woning voor Y een eigen woning overeenkomstig zijn juridische gerechtigdheid. Vast staat verder dat X en haar partner niet voor de kwalificatie als (voljaars) fiscale partners hebben gekozen. Hiertoe bestaat ook geen mogelijkheid meer omdat de aanslag van Y onherroepelijk vast staat. In dat geval kan X op basis van artikel 3.121 Wet IB 2001 de rentekosten aftrekken voor zover die op haar drukken. De rechtbank hanteert daarbij als uitgangspunt dat bij een hoofdelijke aansprakelijkheid voor de met de woning samenhangende hypotheekschuld deze kosten juridisch op ieder van de (gewezen) partners evenredig drukken. Volgens de rechtbank maakt X niet aannemelijk dat meer dan de helft van de rentekosten op haar drukken. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond.
Gerelateerde artikelen
Kennisgroepstandpunt over regresschuld door verrekening rekeningcourantposities onder excessieflenenregeling
De regresschuld van A VOF aan Z BV welke is ontstaan door wederzijdse hoofdelijke aansprakelijkheid voor elkaars schulden en verrekening van rekeningcourantposities bij de bank valt onder het schuldenbegrip van art. 4.13 lid 1 onderdeel f Wet IB 2001. Dit volgt uit een standpunt van de Kennisgroep aanmerkelijk belang.
Waardestijging woning Nederland behoort tot werkelijk rendement box 3
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de ongerealiseerde waardestijgingen van de woning in Nederland behoren tot het werkelijke rendement.
Woning valt niet onder ondernemingsvermogen omdat zolder niet uitsluitend zakelijk gebruikt wordt
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de zolder van de woning niet uitsluitend zakelijk wordt gebruikt en daarom niet tot het ondernemingsvermogen kan worden gerekend.
Buiten vijfjaarstermijn gedaan verzoek om ambtshalve vermindering is te laat (art. 80a Wet RO)
Hof Den Haag oordeelt dat er geen aanleiding bestaat om de navorderingsaanslagen ambtshalve te verminderen. Het verzoek om ambtshalve vermindering uit april 2021 is namelijk geruime tijd na afloop van de vijfjaarstermijn van art. 9.6 Wet IB 2001 ontvangen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk, omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).
Inhoud pakket Belastingplan 2026 bekendgemaakt
De Staatssecretaris van Financiën heeft de Fiscale beleids- en uitvoeringsagenda 2025 naar de Tweede Kamer gestuurd. Hierin staan de keuzes die dit kabinet maakt. Zo is als bijlage een overzicht opgenomen van fiscale wetgeving zoals die nu is voorzien.
Beroep op hogere persoonsgebonden aftrekposten faalt bij gebrek aan onderbouwing (art. 80a Wet RO)
Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat X ter zake van de door haar geclaimde hogere aftrekposten niet aan de op haar rustende bewijslast voldoet. De Wet IB 2001 biedt geen ruimte om naast het forfaitaire bedrag extra kosten in aftrek te brengen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk, omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).
Aftrek specifieke zorgkosten niet aannemelijk gemaakt (art. 81 Wet RO)
Hof Den Haag oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat haar gemaakte vervoerskosten rechtstreeks het gevolg zijn van ziekte of invaliditeit. Ook maakt X niet aannemelijk dat zij meer kosten maakt dan een vergelijkbare belastingplichtige zonder ziekte of invaliditeit. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).