Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X niet doet blijken dat de aanslagen te hoog zijn. Hij maakt ook niet inzichtelijk welke inkomsten ten onrechte aan hem zijn toegerekend.

X is lid van de Y-familie. Hij koopt in 2009 een auto met een nieuwwaarde van € 63.000 en voor € 77.000 een bedrijfspand. Omdat de inspecteur van mening is dat X inkomsten heeft genoten die hij niet heeft aangegeven, legt hij IB-(navorderings)aanslagen op over de jaren 2005 - 2009, inclusief vergrijpboeten. Omdat X niet de gevraagde informatie verstrekt, geeft de inspecteur een informatiebeschikking af. Het beroep in cassatie van X tegen deze beschikking wordt ongegrond verklaard (Hoge Raad, 26 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:472, V-N 2021/16.17.4). X is het niet eens met de aan hem opgelegde aanslagen.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X niet doet blijken dat de aanslagen te hoog zijn. Hij maakt ook niet inzichtelijk welke inkomsten ten onrechte aan hem zijn toegerekend. De rechtbank merkt daarbij op dat X niet met concrete en verifieerbare bewijsstukken onderbouwt hoe hij de aankopen, uitgaven en stortingen in de loop der jaren heeft kunnen doen. De aanslagen blijven in stand. Wel wordt de boete voor het jaar 2005 vernietigd en de wordt boete voor het jaar 2006 verminderd. Daarnaast heeft X recht op een immateriële schadevergoeding in verband met undue delay. De rechtbank vermindert de vergoeding wel naar 25% van € 500. Dit in verband met het feit dat de zaken van X in hoofdzaak betrekking hebben op hetzelfde onderwerp als de zaken van overige leden van de Y-familie. Daarbij is ook van belang dat de zaken in de beroepsfase (nagenoeg) gezamenlijk zijn behandeld.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e

Wet inkomstenbelasting 2001 2.3

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 15 mei

Informatiesoort: VN Vandaag

21

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen