Rechtbank Gelderland oordeelt dat X recht heeft op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, ondanks dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn.

X maakt voor de jaren 2020 tot en met 2022 bezwaar tegen de aanslagen afvalstoffenheffing en rioolheffing. De heffingsambtenaar verklaart de bezwaren ongegrond. X stelt daarop beroep in. Voor de zitting vermindert de heffingsambtenaar alle aanslagen tot nihil. X heeft geen belang meer bij de beroepen, waardoor deze niet-ontvankelijk zijn. X verzoekt om een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De heffingsambtenaar ontvangt het oudste bezwaarschrift van X op 28 maart 2020 en vermindert de aanslagen op 6 februari 2025. In geschil is of X recht heeft op een immateriële schadevergoeding.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat X recht heeft op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De redelijke termijn is met 36 maanden overschreden. De heffingsambtenaar wordt veroordeeld tot betaling van € 500 en de Staat tot betaling van € 2500. De beroepen van X zijn niet-ontvankelijk omdat de aanslagen zijn verminderd tot nihil en X geen belang meer heeft bij de beroepen. De rechtbank veroordeelt de heffingsambtenaar tot vergoeding van de reiskosten van X en het totale griffierecht.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Instantie: Rechtbank Gelderland

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Belastingen van lagere overheden

Editie: 1 juli

Informatiesoort: VN Vandaag

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen