Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de bijzondere invaliditeitsverhoging voor een oud-militair een belastbare publiekrechtelijke periodieke uitkering vormt. De rechtbank verwerpt het beroep op het Brandweerman-arrest en oordeelt dat belastingheffing over deze uitkering mogelijk blijft.

X is oud-militair en raakt tijdens diverse missies ernstig getraumatiseerd, waardoor hij arbeidsongeschikt wordt. In 2022 ontvangt X naast een arbeidsongeschiktheidsuitkering een bijzondere invaliditeitsverhoging (BIV) en een militair invaliditeitspensioen (MIP), beide levenslang en periodiek uitgekeerd. De inspecteur rekent deze uitkeringen tot het belastbaar inkomen uit werk en woning en legt een aanslag inkomstenbelasting 2022 op. X stelt dat de BIV een immateriële schadevergoeding is en beroept zich op het Brandweerman-arrest, stellende dat belastingheffing over de BIV niet mogelijk is. Daarnaast voert X aan dat de inspecteur niet alle relevante stukken heeft overgelegd en dat de fiscale behandeling van de BIV in strijd is met nationale en Europese rechtsbeginselen, mede gezien de gunstigere behandeling van vergelijkbare uitkeringen zoals de Artikel 2-Fondsuitkering en de Rietkerk-uitkering. De inspecteur betwist deze standpunten en handhaaft de aanslag. In geschil is of de bijzondere invaliditeitsverhoging en het militair invaliditeitspensioen terecht als belastbaar inkomen uit werk en woning in de heffing worden betrokken.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de BIV, hoewel een immateriële schadevergoeding, kwalificeert als een publiekrechtelijke periodieke uitkering en daarom belastbaar is. De rechtbank overweegt dat het Brandweerman-arrest niet uitsluit dat dergelijke vergoedingen op andere gronden belast kunnen zijn. De BIV wordt op basis van publiekrechtelijke regelgeving periodiek uitgekeerd en is afhankelijk van het leven van de gerechtigde, waardoor deze voldoet aan de criteria voor een publiekrechtelijke periodieke uitkering. De rechtbank verwerpt het beroep op nationale en Europese rechtsbeginselen, omdat de BIV wezenlijk verschilt van de Artikel 2-Fondsuitkering en de Rietkerk-uitkering. Ook het bezwaar tegen de inhouding van loonbelasting slaagt niet, omdat dit geen invloed heeft op de inkomstenbelasting. Ten aanzien van het MIP laat de rechtbank in het midden of sprake is van loon of immateriële schadevergoeding, omdat het in beide gevallen in de heffing kan worden betrokken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.101

Wet inkomstenbelasting 2001 3.100

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 30 juli

Informatiesoort: VN Vandaag

61

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen