X heeft de Duitse nationaliteit en woont in 2018 in Bulgarije. Hij is van juni 2018 tot en met december 2018 in loondienst bij een Nederlandse werkgever. Naast dat salaris ontvangt X een AOW-uitkering en een buitenlands pensioen. In zijn aangifte IB/PVV 2018 geeft X aan in Nederland niet verplicht verzekerd te zijn voor de premies volksverzekering. De inspecteur wijkt af van X' aangifte IB/PVV 2018 en legt daarnaast een aanslag Zvw 2018 van nihil op. X gaat in bezwaar en (hoger) beroep.
Hof ’s-Hertogenbosch (V-N Vandaag 2025/671) oordeelt dat de Nederlandse socialezekerheidswetgeving van toepassing is. X heeft in Nederland werkzaamheden in loondienst verricht en behoort daardoor tot de kring van verzekerden voor de Wlz en Anw. De inspecteur heeft X terecht als premieplichtig aangemerkt. De klachten van X over de wijze waarop de zitting voor de rechtbank heeft plaatsgevonden falen eveneens. Niet is gebleken dat de goede procesorde is geschonden. X' hoger beroep is ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk, omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).