De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het hof dat art. 30 Belastingverdrag Nederland-Malta van toepassing is en dat de door X BV behaalde vermogenswinsten in Nederland aan belastingheffing zijn onderworpen.

A houdt de aandelen in X BV. X BV verstrekt leningen en houdt beleggingen aan. Sinds 2004 heeft X BV een vaste inrichting in Zwitserland. Met de inspecteur komt X BV overeen dat haar winst in de jaren 2004-2011 geheel is toe te rekenen aan haar vaste inrichting in Zwitserland en dat de inspecteur hiervoor een vrijstelling van VPB verleent. Op 18 november 2011 verplaatst X BV haar werkelijke leiding naar Malta. Naar aanleiding van het overleg tussen de inspecteur en X BV over de consequenties van de verplaatsing van de werkelijke leiding, stelt de inspecteur vast dat X BV in Nederland VPB-aangifte moet doen. Verder zullen nihil-aanslagen worden opgelegd, omdat de feitelijke leiding zich op Malta bevindt. Naar aanleiding van een in 2018 uitgevoerd boekenonderzoek legt de inspecteur VPB-navorderingsaanslagen op aan X BV. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X BV inwoner van Malta is en dat de inspecteur de VPB-navorderingsaanslagen terecht heeft opgelegd. Hof Amsterdam oordeelt dat de voordelen van X BV uit hoofde van haar in Zwitserland gelegen bron van inkomen, welke niet naar Malta zijn geremit, tot de in Nederland belastbare winst moeten worden gerekend. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank. X BV gaat in cassatie.

De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het hof dat art. 30 Belastingverdrag Nederland-Malta van toepassing is en dat de door X BV behaalde vermogenswinsten in Nederland aan belastingheffing zijn onderworpen. De objectvrijstelling waarvoor X BV als non-domiciled vennootschap ter zake van de niet-Maltese vermogenswinsten op grond van art. 4 lid 1 onder ii Maltese Income Tax Act in aanmerking is gekomen, moet namelijk worden aangemerkt als een ‘bijzondere regeling’ als bedoeld in art. 30 Belastingverdrag Nederland-Malta. De Hoge Raad verwijst daarbij naar zijn arrest van 17 oktober 2025 (22/00855, ECLI:NL:HR:2025:1568, V-N 2025/46.10). De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van het hof.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 artikel 5

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Malta tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen artikel 2

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Malta tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen artikel 4

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Malta tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen artikel 7

Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 16

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Internationaal belastingrecht, Fiscaal bestuurs(proces)recht, Vennootschapsbelasting

Editie: 24 november

Informatiesoort: VN Vandaag

11

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen