X drijft in 2018 een eenmanszaak en is via een holding enig aandeelhouder en bestuurder van meerdere vennootschappen die actief zijn in autohandel, detailhandel en telefoniekaarten. In 2018 staan minstens 11 auto’s en twee handelaarskentekens op naam van X. De inspecteur nodigt X herhaaldelijk uit tot het doen van aangifte IB/PVV 2018, maar X dient deze niet tijdig in. Uiteindelijk legt de inspecteur een ambtshalve aanslag op, en schat daarbij de winst uit onderneming, de stakingswinst en het gebruikelijk loon. Tijdens de bezwaarfase dient X alsnog een aangifte in met een veel lager inkomen. Rechtbank Gelderland past de stakingsaftrek en MKB-winstvrijstelling toe maar handhaaft de redelijke schatting van de inspecteur in hoofdlijnen. X gaat in hoger beroep.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de vereiste aangifte niet gedaan is en dat er sprake is van omkering en verzwaring van de bewijslast. X moet overtuigend aantonen dat de aanslag onjuist is, maar levert daarvoor onvoldoende bewijs. De inspecteur baseert de winstschatting op de bedrijfsactiviteiten, de stakingswinst en de waarde van de onderneming. De schatting van het gebruikelijk loon berust op wettelijke bepalingen en werkzaamheden binnen vennootschappen zonder werknemers maar met omzet. Het hof acht de schatting niet onredelijk of willekeurig. Het beroep is ongegrond.
Wetingang:
Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 27E
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 23 september
Informatiesoort: VN Vandaag