Op 19 juli 2019 heeft de politie een productielaboratorium voor synthetische drugs aangetroffen in een loods, waarbij X samen met twee anderen betrokken was. De inspecteur heeft op basis van ervaringsgegevens de totale omzet van het laboratorium berekend op € 462.000 en dit bedrag als resultaat uit overige werkzaamheden in de aanslag IB/PVV 2019 betrokken. X heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen, de belastingrente en de boetebeschikking. De inspecteur heeft de bezwaren deels ongegrond en deels gegrond verklaard. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vermindert de aanslag IB/PVV 2019 naar een BIWW van € 75.000. X gaat in hoger beroep.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de aanslagen terecht en naar een juist bedrag zijn opgelegd. De inspecteur heeft aannemelijk gemaakt dat X betrokken is geweest bij de productie van synthetische drugs en dat daartegenover een financiële beloning van aanzienlijke omvang moet hebben gestaan. Het hof acht het onwaarschijnlijk dat X dergelijke werkzaamheden heeft verricht zonder betaling. Hoewel X betwist dat hij opbrengsten heeft genoten, heeft hij onvoldoende bewijs geleverd om redelijke twijfel te wekken aan het vermoeden van de inspecteur. Het hof oordeelt dat het motiveringsbeginsel niet is geschonden, omdat uit het controlerapport duidelijk volgt waarom en tot welk bedrag inkomsten aan X kunnen worden toegerekend. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 16 mei
Informatiesoort: VN Vandaag