Hof Den Haag oordeelt dat X zich gedurende een aantal jaren op grote schaal heeft bezig gehouden met het indienen van onder meer ‘inflated expense reports’. De inspecteur heeft de inkomsten die X hiermee heeft gegenereerd terecht als resultaat uit overige werkzaamheden belast. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

X werkt sinds 1988 voor A BV, laatstelijk als Sales Manager Benelux & Switzerland. In de periode 2014-2017 verhuurt hij voor € 4200 een opslagruimte aan B BV. De facturen die X voor deze verhuur opstelt, staan op naam van A BV, onder vermelding van het nummer van de privébankrekening van X. A BV is de eigenaresse van de opslagruimte. Naar aanleiding van een onderzoek naar het declaratiegedrag van X, waaruit blijkt dat X in de loop der jaren flink te veel heeft gedeclareerd, wordt X ontslagen. Als de inspecteur achter de malversaties komt, legt hij navorderingsaanslagen IB/PVV op aan X.

Hof Den Haag (V-N 2023/31.1.1) oordeelt dat X zich gedurende een aantal jaren op grote schaal heeft bezig gehouden met het indienen van onder meer ‘inflated expense reports’. De inspecteur heeft de inkomsten die X hiermee heeft gegenereerd terecht als resultaat uit overige werkzaamheden belast. Dit geldt ook voor de huurpenningen die X op zijn privérekening ontving van B BV, een cliënt van zijn werkgever. Een en ander betekent dat X niet de vereiste aangiften heeft gedaan en de bewijslast wordt omgekeerd en verzwaard. Het hof oordeelt verder dat de navorderingsaanslagen berusten op een redelijke schatting en niet te hoog zijn vastgesteld. De aanslagen blijven in stand. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.90

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 11 juni

Informatiesoort: VN Vandaag

316

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen