Belanghebbende (X) is sinds 1993 CEO van A nv. Ter zake van een loonvordering van belanghebbende op A nv, geeft A nv een pakket aandelen in onderpand aan een vennootschap die gelieerd is aan belanghebbende. A nv kent ook een optieprogramma. Belanghebbende was degene die besliste welke werknemer in aanmerking kwam voor opties en bepaalde het aantal. Indien hij ze niet aan andere werknemers toekende, kon hij de opties zelf houden. De RvC besliste voor hoeveel opties belanghebbende in aanmerking kwam. In 2001 eindigt belanghebbendes dienstbetrekking bij A nv. De inspecteur legt een IB-aanslag 2001 aan belanghebbende op waarbij hij ten aanzien van de opties aanzienlijke bedragen in aanmerking neemt. Tevens belast hij het aandelenpakket dat als onderpand voor de loonvordering dient.
Rechtbank Breda oordeelt dat de inspecteur de niet-uitgeoefende aandelen die belanghebbende niet aan de werknemers had toegekend, ten onrechte bij hem heeft belast. Volgens de rechtbank is de conclusie van de inspecteur – dat de niet aan andere werknemers toegewezen opties aan belanghebbende als loon ten goede zijn gekomen – onjuist. Ten aanzien van het aandelenpakket dat in onderpand is gegeven oordeelt de rechtbank dat de inspecteur dit ook ten onrechte tot belanghebbendes loon heeft gerekend. De inspecteur mag alleen het reguliere loon in de belastingheffing betrekken.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Breda
Editie: 13 februari