Hof Den Haag oordeelt dat uit het afschrift van het Centraal bevoegdhedenregister blijkt dat machtiging is verleend aan personen A en B om in fiscaalrechtelijke procedures namens de inspecteur op te treden. De naamswijziging van A vloeit uitsluitend voort uit haar tussentijdse huwelijk. Voor geen enkel jaar is de box 3 heffing een individuele en buitensporige last.

X maakt te laat bezwaar tegen zijn IB-aanslag over 2013 met betrekking tot box 3. Dit bezwaar is daarom op 1 december 2015 niet-ontvankelijk verklaard. X maakt wel tijdig bezwaar tegen zijn IB-aanslag over 2015 met betrekking tot box 3. Dit is meegenomen in de massaalbezwaarprocedure. De inspecteur heeft op 19 juli 2019 een collectieve uitspraak op bezwaar gedaan, waarin de bezwaren zijn afgewezen (zie V-N 2019/36.6). Op 27 januari 2022 maakt X wederom bezwaar tegen de aanslagen van 2013 t/m 2016. In geschil is of deze terecht wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk zijn verklaard en of de verzoeken om ambtshalve vermindering terecht zijn afgewezen. Volgens Rechtbank Den Haag had de inspecteur het nieuwe bezwaar inzake de aanslagen 2013 en 2015 als beroep moeten aanmerken tegen de uitspraken op bezwaar van 1 december 2015 respectievelijk 19 juli 2019. Deze beroepen worden wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard en worden voor zover betrekking hebbend op de ambtshalve verminderingen ongegrond verklaard. De beroepen inzake de aanslagen van 2014 en 2016 zijn ongegrond. X stelt in hoger beroep dat de inspecteur niet door bevoegde personen is vertegenwoordigd.

Hof Den Haag oordeelt dat uit het afschrift van het Centraal bevoegdhedenregister blijkt dat machtiging is verleend aan personen A en B om in fiscaalrechtelijke procedures namens de inspecteur op te treden. Voor zover X stelt dat stukken zijn ondertekend door A-1 en niet door A, is de verklaring geloofwaardig dat dit dezelfde medewerker betreft en de naamswijziging uitsluitend is ontstaan door haar tussentijdse huwelijk.

Er kan geen rechtstreeks beroep worden ingesteld tegen een collectieve uitspraak op bezwaar. X had bij de inspecteur eerst binnen een redelijke termijn een verzoek moeten indienen om de collectieve uitspraak te vervangen door een individuele uitspraak op bezwaar. Het beroep is dus terecht niet-ontvankelijk verklaard. Voor 2013 is terecht geen ambtshalve vermindering verleend, omdat verzoek van 27 januari 2022 buiten de vijfjaarstermijn is ingediend. Voor 2014 en 2016 heeft de rechtbank de bezwaren terecht niet-ontvankelijk verklaard en de verzoeken om ambtshalve vermindering terecht afgewezen. X heeft voor geen enkel jaar feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan kan worden geoordeeld dat de box 3 heffing een individuele en buitensporige last voor hem is. Het beroep van X is ook voor overige ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 5.3

Algemene wet bestuursrecht 7:1a

Algemene wet bestuursrecht 8:6

Algemene wet bestuursrecht 6:7

Instantie: Hof Den Haag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Inkomstenbelasting, Belastingrecht algemeen

Editie: 14 mei

Informatiesoort: VN Vandaag

38

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen