X is ondernemer in de schoonheidsbranche. De inspecteur stelt vast dat X over aanzienlijke bedragen beschikt die niet met de opgegeven inkomsten te verklaren zijn en legt navorderingsaanslagen IB/PVV en inkomensafhankelijke bijdrage ZVW op en naheffingsaanslagen omzetbelasting.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur aannemelijk gemaakt dat X over fors meer geld heeft beschikt dan waarover hij op basis van de aangiften zou moeten hebben kunnen beschikken. Zelfs al zou de verklaring van X, dat de bedragen leningen betreffen, worden gevolgd wordt daarmee het netto negatief privé voor de jaren 2017 en 2018 niet verklaard. Voor het jaar 2015 heeft X de door hem gestelde lening onvoldoende onderbouwd. De rechtbank concludeert dat de bewijslast moet worden verzwaard en omgekeerd. De (navorderings)aanslagen berusten op een redelijke schatting en X heeft het vereiste tegenbewijs niet geleverd. De rechtbank verwerpt het beroep op schending van algemene beginselen van behoorlijk bestuur, evenals het beroep op het ne bis in idem- en una via-beginsel bij de opgelegde boetes. Wel vernietigt zij de vergrijpboete voor 2015 wegens twijfel over de grondslag, en matigt de boetes voor 2017 en 2018 wegens termijnoverschrijding en toepassing van verzwaarde bewijslast.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 52
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 18 augustus
Informatiesoort: VN Vandaag