De Voorzieningenrechter van Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat de door de inspecteur gepretendeerde noodzaak voor het vragen van inlichtingen in het buitenland niet bestaat of dat verder uitstel van de uitspraak op bezwaar onredelijk is.

X heeft de Nederlandse nationaliteit en woont tot 1992 officieel in Nederland. Daarna staat hij ingeschreven in België en vanaf 2014 in Monaco. De vader van X woonde tot zijn overlijden in Nederland. Na diens overlijden is in 2020 een aanslag erfbelasting aan X opgelegd. Die aanslag is bij uitspraak op bezwaar in juli 2023 vernietigd. De inspecteur kondigt in oktober 2023 een onderzoek naar de woonplaats van X aan. Er is informatie dat hij beschikt over onroerende zaken in Nederland, Nederlandse bankrekeningen en bestuursfuncties vervult bij Nederlandse rechtspersonen. Volgens de inspecteur verstrekt X te weinig informatie, zodat derdenonderzoeken in het buitenland zijn gestart. Er is informatie opgevraagd in België, Monaco, Litouwen, Liberia en de Britse Maagden Eilanden. Tegen de in augustus 2024 opgelegde informatiebeschikking is door X bezwaar aangetekend. De inspecteur heeft de beslistermijn eerst verdaagd en vervolgens opgeschort. X verzoekt de rechter om een voorlopige voorziening te treffen. Volgens X gebruikt de inspecteur de informatieverzoeken aan buitenlandse autoriteiten als rechtvaardiging om toetsing van de informatiebeschikking door een rechter te blokkeren.

De Voorzieningenrechter van Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat de door de inspecteur gepretendeerde noodzaak voor het vragen van inlichtingen in het buitenland niet bestaat of dat verder uitstel van de uitspraak op bezwaar onredelijk is. Het verzoek om opschorting van de informatieverzoeken aan de buitenlandse autoriteiten wordt afgewezen. De bevoegdheid van de inspecteur om de beslistermijn op te schorten, geldt ook voor de informatiebeschikking. De voorzieningenrechter is niet bevoegd om dit ongedaan te maken. De aanleiding tot het woonplaatsonderzoek was de aankoop door X van Nederlandse onroerende zaken in 2018. De inspecteur stelt daarom geloofwaardig dat hij niet de beschikking heeft over het volledige dossier met betrekking tot de erfbelastingzaak, zodat hij die stukken ook niet hoeft te verstrekken. De verzoeken van X worden afgewezen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 4:15

Algemene wet bestuursrecht 8:81

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 26 mei

Informatiesoort: VN Vandaag

12

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen