Hof Den Haag stelt vast dat de bezwaartermijn niet-verschoonbaar is overschreden. Het hof merkt ten overvloede op dat er geen sprake is van het door de rechtbank gesignaleerde motiveringsgebrek ten aanzien van de eventuele verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

X is een bestuursrechtjurist en doet over enkele tijdvakken in 2018 aangifte BTW en voldoet de verschuldigde omzetbelasting. Ver buiten de bezwaartermijn meldt X aan de inspecteur dat hij het niet eens is met de belastingplicht. De inspecteur verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding en besluit niet ambtshalve tegemoet te komen. X komt in beroep. De rechtbank verwijt de inspecteur dat hij in bezwaar niet gevraagd heeft naar de eventuele verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding, maar laat de gevolgen van de uitspraak op bezwaar in stand. X komt in hoger beroep.

Hof Den Haag (V-N 2024/17.1.2) stelt vast dat de bezwaartermijn niet-verschoonbaar is overschreden. Het hof merkt ten overvloede op dat er geen sprake is van het door de rechtbank gesignaleerde motiveringsgebrek ten aanzien van de eventuele verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. De inspecteur is niet verplicht om een complete juridische analyse van alle fiscale aspecten van een geschilpunt in de uitspraak op bezwaar op te nemen, maar kan volstaan met een bespreking van de aangevoerde bezwaargronden. X' hoger beroep is ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 22J

Algemene wet bestuursrecht artikel 6.8

Algemene wet bestuursrecht artikel 6.11

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 16 september

Informatiesoort: VN Vandaag

10

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen