Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur de bezwaren 2005 - 2007 ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. De inspecteur weigert namelijk om een verzendadministratie van de verzending van de aanslagen te overleggen.

X is lid van de Y-familie en maakt onderdeel uit van de Roma-gemeenschap. Enkele familieleden zijn strafrechtelijk veroordeeld voor onder meer witwassen en valsheid in geschrifte. In de jaren 2005 - 2009 woont X in het buitenland. X beschikt in die jaren over een woning in Nederland. Op vragen over de financiering van de woning verstrekt X een leningsovereenkomst. Hij stelt daarbij dat het in de Roma-gemeenschap niet gebruikelijk is om dit soort zaken op papier te zetten. Volgens de inspecteur is deze overeenkomst echter vervalst. Hij legt IB-(navorderings)aanslagen op over de jaren 2005 - 2009 in verband met het bezit van de woning, inclusief vergrijpboeten. X maakt bezwaar. Dit bezwaar wordt voor de jaren 2005 - 2007 niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. X gaat in beroep.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur de bezwaren 2005 - 2007 ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Nu X stelt dat hij de aanslagen niet tijdig heeft ontvangen, moet de inspecteur de verzending aannemelijk maken. Aangezien de inspecteur geen verzendadministratie van de verzending van de aanslagen overlegt, maakt hij niet aannemelijk dat hij de aanslagen naar X heeft verzonden op het door hem gestelde moment. Over de lening en de overeenkomst merkt de rechtbank nog op dat X niet aannemelijk maakt dat sprake is van een lening. X heeft de bevindingen van de inspecteur ten aanzien van de schriftelijke leningsovereenkomst niet betwist zodat aan die overeenkomst geen bewijswaarde toekomt. Dat het mondeling overeenkomen van leningen veel voorkomt in de Roma-gemeenschap, brengt nog niet mee dat er dan geen bewijs bestaat van de aanwezigheid van die lening. Er wordt geen rekening gehouden met een box 3-lening. De aanslagen zijn dan correct. Wel worden de boetes voor de jaren 2005 en 2006 verminderd. Daarnaast heeft X recht op een immateriële schadevergoeding in verband met undue delay. De rechtbank vermindert de vergoeding wel naar 25% van € 500. Dit in verband met het feit dat de zaken van X in hoofdzaak betrekking hebben op hetzelfde onderwerp als de zaken van overige leden van de Y-familie. Daarbij is ook van belang dat de zaken in de beroepsfase (nagenoeg) gezamenlijk zijn behandeld.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e

Algemene wet bestuursrecht 3:41

Algemene wet bestuursrecht 6:11

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Inkomstenbelasting

Editie: 15 mei

Informatiesoort: VN Vandaag

26

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen