Belanghebbende, X, is dga van Q BV. Q BV exploiteert een aantal vakantieparken en baat ook de horeca op die parken uit. Vanaf 2015 worden asielzoekers opgevangen op de vakantieparken. De dochters van Q BV handelen in caravans en verhuren gemeubileerde stacaravans aan arbeidsmigranten. Ook Y, de echtgenote van X, en hun kinderen zijn binnen het concern werkzaam. Tijdens een in 2016 uitgevoerd boekenonderzoek ontstaat het vermoeden van strafbare feiten. Naar aanleiding van de feiten die uit het onderzoek naar voren komen legt de inspecteur diverse IB-(navorderings)aanslagen op aan X over de jaren 2014-2017. Daarbij neemt hij een bedrag aan door Q BV verzwegen omzet als ab-inkomen in aanmerking. Tevens worden boetes opgelegd. Deze bedragen tussen de € 248.000 en de € 397.000.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur een redelijke schatting heeft gemaakt van de winstuitdelingen door Q BV aan X. De winstuitdelingen zijn namelijk gebaseerd op de door Q BV niet aangegeven omzet (de zwarte omzet). Dit geldt zowel voor de contante omzet die is behaald met de verhuur als met de omzet die is behaald met de verkoop van caravans, tijdens bingo-evenementen, met de verlening van toegang tot zwembaden en met het toegang bieden tot de vakantieparken aan daggasten. Aan de redelijkheid van deze schattingen doet niet af dat de inspecteur bij zijn schattingen gegevens heeft geëxtrapoleerd en dat hij geen rekening heeft gehouden met kosten bij Q BV. De rechtbank wijst er daarbij op dat de inspecteur minimumposities heeft ingenomen bij het schatten van de verzwegen omzet. Ook is niet van belang dat het OM in de strafzaken is uitgegaan van een veel lagere verzwegen omzet. Ten aanzien van de boeten van 100% overweegt de rechtbank dat deze voor een deel terecht zijn opgelegd. Voor een deel geldt dat ze moeten worden verlaagd tot 50%. Omdat voor hetzelfde feitencomplex maximale boetes zijn opgelegd voor de VPB, de dividendbelasting en de IB, matigt de rechtbank de boetes voor de jaren 2015–2017 tot € 50.000 per jaar. Deze worden vervolgens nog verlaagd met € 10.000 in verband met undue delay. Verder geldt voor de IB-navorderingsaanslag 2015 dat ten onrechte geen rekening is gehouden met verrekening van dividendbelasting. Deze aanslag wordt daarom verminderd. De IB-navorderingsaanslag 2014 wordt vernietigd. De inspecteur maakt namelijk niet aannemelijk dat de IB-navorderingsaanslag 2014 correct is bekendgemaakt. Omdat X te kwader trouw is ten aanzien van het niet in zijn IB-aangiften verantwoorden van winstuitdelingen is navordering geoorloofd en is niet meer van belang of de inspecteur al dan niet een ambtelijk verzuim heeft begaan.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Wet inkomstenbelasting 2001 4.12
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Inkomstenbelasting
Editie: 26 mei
Informatiesoort: VN Vandaag