De inspecteur van de Belastingdienst dient een verzoek in om de namen van medewerkers die namens hem ter zitting verschijnen geheim te houden. Dit verzoek volgt op incidenten waarbij namen van Belastingdienstmedewerkers, betrokken bij zaken met aanhangers van het soevereine gedachtegoed, online worden verspreid en medewerkers worden bedreigd. De inspecteur overlegt mandaatbesluiten in een gesloten enveloppe en motiveert het verzoek met verwijzing naar recente dreigingen en een fenomeenanalyse van de AIVD over de soevereinenbeweging. X, de belanghebbende, verzet zich tegen het verzoek en stelt dat de Belastingdienst al haar gegevens heeft, en dat het verzoek van de inspecteur daar haaks op staat. De rechtbank besluit het verzoek schriftelijk af te doen zonder zitting, gelet op de aard van de procedure. In geschil is of de inspecteur de namen van zijn vertegenwoordigers in de mandaatbesluiten geheim mag houden wegens dreiging en privacybelang.
De geheimhoudingskamer van Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het belang van de medewerkers van de Belastingdienst bij anonimiteit in deze procedure zwaarder weegt dan het belang van X bij kennisneming van de namen. X voert er geen processueel of materieel belang voor aan. De rechtbank wijst het verzoek om geheimhouding toe en bepaalt dat de inspecteur anoniem mag procederen. De geheimhoudingsrechter regelt daarvoor dat de identificatie van de gemachtigden voorafgaand aan de zitting door de geheimhoudingskamer plaatsvindt, zodat de hoofdkamer geen kennis hoeft te nemen van de namen. De rechtbank legt vervolgens de uitkomst van deze controle vast in een proces-verbaal zonder namen te noemen.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:42
Algemene wet bestuursrecht 8:29
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 28 juli
Informatiesoort: VN Vandaag