X stelt cassatieberoep in tegen een uitspraak op verzet van Rechtbank Den Haag. De rechtbank heeft het beroep van X tegen de uitspraak op bezwaar tegen twee naheffingsaanslagen parkeerbelastingen kennelijk niet-ontvankelijk verklaard wegens onverschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank oordeelde dat de uitspraak op bezwaar op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt door de verzending per e-mail. Deze beslissing bleef in verzet in stand. Daarbij overwoog de rechtbank in verzet (i) dat X kenbaar heeft gemaakt op het e-mailadres bereikbaar te zijn en (ii) dat X geen concrete omstandigheden gaf op grond waarvan kan worden gesteld dat hij de e-mail niet zou hebben ontvangen.
De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat X voldoende kenbaar was voor elektronische berichten, enkel omdat hij in een verplicht veld van een contactformulier zijn e-mailadres heeft ingevuld. Als de uitspraak op bezwaar daadwerkelijk naar dit e-mailadres is verzonden, is die uitspraak dus niet op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt. Of een belanghebbende impliciet kenbaar heeft gemaakt dat hij langs elektronische weg bereikbaar is, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De enkele bekendheid bij het bestuursorgaan van een e-mailadres is hiervoor niet zonder meer voldoende. Ook de omstandigheid dat een burger die langs elektronische weg een verzoek doet en daarin een e-mailadres opgeeft, brengt op zich niet mee dat hij daarmee – impliciet – kenbaar heeft gemaakt dat hij in het kader van correspondentie over dat verzoek steeds langs elektronische weg en op dat e-mailadres bereikbaar is. Wel kan een bestuursorgaan aan een burger vragen om expliciet kenbaar te maken of hij de afhandeling van het verzoek langs elektronische weg wil voortzetten en daarvoor bereikbaar is, en welk e-mailadres hij daarvoor wil gebruiken. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van X gegrond en verklaart het verzet alsnog gegrond . De rechtbank moet het onderzoek voortzetten in de stand waarin het zich bevond voor de verzetsprocedure.
Wetingang:
Algemene wet bestuursrecht artikel 2.14
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 24 november
Informatiesoort: VN Vandaag
Focus: Focus